dinsdag 17 april 2012

Bloemetjesoverhemd.
In: De Volkskrant

Meesters zijn schaars in het onderwijs, terwijl vooral jongetjes best een mannelijk rolmodel kunnen gebruiken. Meester David Vlietstra voetbalt wel eens mee in de pauze en laat zijn bloemetjesoverhemd wat vaker thuis.



Het is voor sommige leerlingen even wennen als ze na een paar jaar met juffen ineens een meester voor de klas krijgen. Als ik een stuiver kreeg voor elke keer dat ik door een leerling aangesproken werd met juf, gevolgd door ik bedoel meester, dan zou ik dit schooljaar zeker alweer 2 euro 85 verdiend hebben. Een paar jaar geleden kreeg ik een tekening van een meisje uit mijn groep, waarop ze mij en mijn duo-collega had getekend. Onder het ene poppetje stond ‘juf Hanneke’ en onder het andere poppetje stond ‘juf David’.

Er staan te weinig meesters voor de klas en de overheid en de PABO’s bedenken allerlei campagnes om meer jongens naar de lerarenopleiding te trekken. Campagnes die roepen dat je heus wel carrière kan maken in het onderwijs, dat de PABO heus geen knip- en plakacademie is en dat ieder kind een meester verdient. Het werkt allemaal maar mondjesmaat. De school waarop ik nu werk heeft het wat meesters betreft redelijk goed voor elkaar: na een periode met alleen maar juffen nu ineens twéé meesters: meester Frank en ikzelf. Juffen blij, ouders blij, kinderen blij. De juffen zeggen: “Dan gaan de gesprekken in de koffiekamer eindelijk eens niet alleen maar over kookcursussen, America’s Next Top Model of de beha’s van Marlies Dekkers.” Ouders zeggen: “Het is voor mijn kind niet goed als hij van groep 1 tot en met groep 8 alleen maar juffen heeft gehad.” En de kinderen zelf zeggen niet zoveel, maar de meisjes denken ‘Vet cool, dit ga ik aan Samantha vertellen!’ en de jongens hopen stiekem dat de nieuwe meester mee wil voetballen in de pauze.

Een meester is een belangrijk rolmodel voor kinderen op de basisschool. Tenminste, dat hoor je vaak. Ik bén een meester. Ik bén zo’n belangrijk rolmodel. Aan mij moeten kinderen kunnen zien hoe mannen zich in het algemeen ongeveer gedragen. Ouders rekenen op mij - een hele verantwoordelijkheid. Maar niemand zegt er even bij wat dat gedrag van een man dan precies inhoudt. Ik voetbal inderdaad wel eens mee met de jongens in de pauze, maar niet te vaak, want het is best vermoeiend. Bovendien hoor ik ze steeds tegen elkaar zeggen: “Meester Frank is echt wel beter.” Hoe dan ook: ik doe mijn best en af en toe roept er iemand “Lekker, mees!”, maar dat gaat dan meestal over die jongen uit groep 6, die Mees heet. Verder probeer ik altijd met een stoppelbaard op school te verschijnen, sla ik mijn benen zo mannelijk mogelijk over elkaar en trek ik mijn overhemd met bloemetjesmotief maar zelden aan.

Ik besef dat dit waarschijnlijk niet de dingen zijn die de ouders verstaan onder ‘rolmodel’, maar wat dan wel? Misschien weten al die ouders het zelf ook niet eens. Het schijnt dat meesters minder vaak tegen leerlingen zeggen dat ze voorzichtig moeten zijn, meer waardering hebben voor ‘jongens-eigenschappen’, zoals assertiviteit en ontdekkingsdrift, en dat juffen eigenschappen stimuleren die wat meer ‘vrouwelijk’ zijn, zoals veel praten en rustig blijven. Maar dat zijn dingen waar ik me niet eens bewust van ben en die ik in allerlei onderzoeken heb moeten lezen om ze te weten. De eigenschappen die mij tot een rolmodel maken zijn al automatisch in mij aanwezig – ik weet niet beter. Misschien hoef ik dus niet eens zo mijn best te doen om een rolmodel te zijn. Misschien hoef ik niks aan te dikken. Misschien is het wel genoeg dat ik gewoon mezelf ben. Misschien kan ik mijn bloemetjesoverhemd gerust wat vaker aantrekken en me best wat vaker scheren. En het voetballen aan meester Frank overlaten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten