dinsdag 17 april 2012

Bloemetjesoverhemd.
In: De Volkskrant

Meesters zijn schaars in het onderwijs, terwijl vooral jongetjes best een mannelijk rolmodel kunnen gebruiken. Meester David Vlietstra voetbalt wel eens mee in de pauze en laat zijn bloemetjesoverhemd wat vaker thuis.



Het is voor sommige leerlingen even wennen als ze na een paar jaar met juffen ineens een meester voor de klas krijgen. Als ik een stuiver kreeg voor elke keer dat ik door een leerling aangesproken werd met juf, gevolgd door ik bedoel meester, dan zou ik dit schooljaar zeker alweer 2 euro 85 verdiend hebben. Een paar jaar geleden kreeg ik een tekening van een meisje uit mijn groep, waarop ze mij en mijn duo-collega had getekend. Onder het ene poppetje stond ‘juf Hanneke’ en onder het andere poppetje stond ‘juf David’.

Er staan te weinig meesters voor de klas en de overheid en de PABO’s bedenken allerlei campagnes om meer jongens naar de lerarenopleiding te trekken. Campagnes die roepen dat je heus wel carrière kan maken in het onderwijs, dat de PABO heus geen knip- en plakacademie is en dat ieder kind een meester verdient. Het werkt allemaal maar mondjesmaat. De school waarop ik nu werk heeft het wat meesters betreft redelijk goed voor elkaar: na een periode met alleen maar juffen nu ineens twéé meesters: meester Frank en ikzelf. Juffen blij, ouders blij, kinderen blij. De juffen zeggen: “Dan gaan de gesprekken in de koffiekamer eindelijk eens niet alleen maar over kookcursussen, America’s Next Top Model of de beha’s van Marlies Dekkers.” Ouders zeggen: “Het is voor mijn kind niet goed als hij van groep 1 tot en met groep 8 alleen maar juffen heeft gehad.” En de kinderen zelf zeggen niet zoveel, maar de meisjes denken ‘Vet cool, dit ga ik aan Samantha vertellen!’ en de jongens hopen stiekem dat de nieuwe meester mee wil voetballen in de pauze.

Een meester is een belangrijk rolmodel voor kinderen op de basisschool. Tenminste, dat hoor je vaak. Ik bén een meester. Ik bén zo’n belangrijk rolmodel. Aan mij moeten kinderen kunnen zien hoe mannen zich in het algemeen ongeveer gedragen. Ouders rekenen op mij - een hele verantwoordelijkheid. Maar niemand zegt er even bij wat dat gedrag van een man dan precies inhoudt. Ik voetbal inderdaad wel eens mee met de jongens in de pauze, maar niet te vaak, want het is best vermoeiend. Bovendien hoor ik ze steeds tegen elkaar zeggen: “Meester Frank is echt wel beter.” Hoe dan ook: ik doe mijn best en af en toe roept er iemand “Lekker, mees!”, maar dat gaat dan meestal over die jongen uit groep 6, die Mees heet. Verder probeer ik altijd met een stoppelbaard op school te verschijnen, sla ik mijn benen zo mannelijk mogelijk over elkaar en trek ik mijn overhemd met bloemetjesmotief maar zelden aan.

Ik besef dat dit waarschijnlijk niet de dingen zijn die de ouders verstaan onder ‘rolmodel’, maar wat dan wel? Misschien weten al die ouders het zelf ook niet eens. Het schijnt dat meesters minder vaak tegen leerlingen zeggen dat ze voorzichtig moeten zijn, meer waardering hebben voor ‘jongens-eigenschappen’, zoals assertiviteit en ontdekkingsdrift, en dat juffen eigenschappen stimuleren die wat meer ‘vrouwelijk’ zijn, zoals veel praten en rustig blijven. Maar dat zijn dingen waar ik me niet eens bewust van ben en die ik in allerlei onderzoeken heb moeten lezen om ze te weten. De eigenschappen die mij tot een rolmodel maken zijn al automatisch in mij aanwezig – ik weet niet beter. Misschien hoef ik dus niet eens zo mijn best te doen om een rolmodel te zijn. Misschien hoef ik niks aan te dikken. Misschien is het wel genoeg dat ik gewoon mezelf ben. Misschien kan ik mijn bloemetjesoverhemd gerust wat vaker aantrekken en me best wat vaker scheren. En het voetballen aan meester Frank overlaten.

vrijdag 17 december 2010

De archivaris van je eigen leven.
In: nrc next

Mijn ouders hadden een 8 millimeter-camera, waarmee ze ons af en toe filmden. Toen ik klein was hadden wij thuis eens in de zoveel maanden een Gezellig Avondje. Een glas cassis in de hand, een bakje chips op schoot en dan keken we naar dia’s en filmpjes van toen ik nóg kleiner was. Op zo’n Gezellig Avondje kwamen steeds dezelfde filmpjes voorbij, maar dat was niet erg. Mijn broer die mij van de skelter afduwt, mijn zusje die met haar kromme beentjes het kippenhok binnenstapt en de eerste meters op de rode step die ik voor mijn derde verjaardag kreeg. Het aantal filmpjes was op een paar handen te tellen en elk filmpje was een klassieker.



Ik ben nog steeds heel blij met dit filmmateriaal over mezelf, want lang niet elke leeftijdsgenoot heeft dat van zijn eigen jeugd. Nu groeit er voor het eerst een generatie op waarvoor het heel gewoon is dat die steeds gefilmd werd. Gefilmd tijdens de geboorte, het eerste lachje, het eerste poepje op de pot, het eerste stapje. En alles daar tussenin. Ik doe het zelf ook: ik film mijn zoon per máánd net zoveel als ik zelf in mijn hele jeugd gefilmd ben.

Mijn zoon is twee en heeft precies in de gaten wat ik doe. „Kijken?” zegt hij altijd, als ik hem gefilmd heb. En dan kijken we samen naar zijn laatste frats op het display van de camera, of even later op de laptop. Hij hoeft niet te wachten op het eerstvolgende Gezellig Avondje. Is dat niet schadelijk voor zijn ontwikkeling? Wordt zijn zelfbeeld niet te vroeg en te veel beïnvloed doordat hij zichzelf zo vaak en zo snel terugziet? Creëer ik op die manier niet een kind dat zich overmatig bewust wordt van zijn eigen gedrag, een kind dat voortdurend nadenkt over hoe het overkomt op anderen? Hij wordt als het ware een buitenstaander van zijn eigen ontwikkeling.

Gerrit Breeuwsma (51) is ontwikkelingspsycholoog aan de Rijksuniversiteit Groningen en schrijver van het boek Het vreemde kind. De kindertijd als sleutel tot onszelf. „Maak je geen zorgen”, zegt hij. „Er is niets mis met het filmen en laten terugzien van allerlei gedrag aan je kind, ook niet als dat heel vaak gebeurt. Zolang het op een positieve en luchtige manier gedaan wordt, is het ook voor de meeste kinderen alleen maar leuk. Het zou kwalijk kunnen worden wanneer je samen met je kind filmpjes analytisch gaat doornemen: zie je dit gedrag? Maar er zullen weinig ouders zijn die de filmpjes hiervoor gebruiken.”

Breeuwsma zegt dat het je afvragen hoe je overkomt in sociale situaties niet aangeleerd is, maar ingebakken zit in de mens. Het bekijken van veel filmpjes over jezelf zal dat misschien versterken. Maar juist mensen die niet naar zichzelf kijken, die altijd lak hebben aan wat anderen van hen vinden, ontwikkelen zich als onmogelijke persoonlijkheden.

Dat kinderen regelmatig beeldmateriaal van zichzelf terugzien, zegt Breeuwsma, is juist aan te moedigen. „We leven in een tijd waarin het niet meer voldoende is om ergens goed in te zijn, maar waarin je ook over veel zelfkennis moet beschikken. Wanneer je er tijdens een sollicitatie niet in slaagt te laten zien dat je een realistisch zelfbeeld hebt, verklein je je kansen op de baan – hoe goed je die ook aan zou kunnen. De laatste decennia werden mensen steeds meer op zichzelf gericht en tegelijk ontstond ook de techniek die het mogelijk maakte om jezelf beter te kennen. Die ontwikkelingen lopen mooi parallel aan elkaar.”

De eerste jaren in het leven van een kind zijn fascinerend om mee te maken als ouder, omdat er zoveel verandert in korte tijd. Door dat allemaal te fotograferen en te filmen denk je je kind beter te leren kennen. „Maar”, zegt Breeuwsma, zelf vader van twee jongens van tien en acht, „door samen met je kind terug te kijken naar filmmateriaal van een tijd geleden, wordt je kind juist alleen maar raadselachtiger.” Hij noemt als voorbeeld het feit dat kinderen zichzelf soms niet herkennen en dingen in de derde persoon over zichzelf zeggen: ‘Wat ziet hij er grappig uit.’ Of dat ze zich juist dingen herinneren die je niet voor mogelijk had gehouden – bijvoorbeeld details die zich vlak voor of na het filmfragment hebben afgespeeld. „We weten nog lang niet alles over het geheugen van kinderen.”

Wat we wél weten is dat kinderen zich later nagenoeg niets meer herinneren van hun eerste vier levensjaren. Dat gegeven is voor mij een belangrijke drijfveer om zoveel mogelijk te filmen. Voor mijn zoon, voor later, voor als zijn geheugen tekortschiet en hij toch wil weten hoe zijn fratsen eruit zagen toen hij twee jaar oud was.

Ik ben alvast begonnen met de documentatie van zijn leven en wanneer hij er oud genoeg voor is, zal hij het waarschijnlijk van me overnemen – filmen wordt steeds gewoner. Dan filmt hij zelf zijn vrienden op de middelbare school, zijn studentenleven en, net als ik nu, de belevenissen van zijn gezin. Hij zal als een oude man in het bejaardenhuis zitten en terabytes aan harde schijven zullen het hem mogelijk maken zijn hele leven van A tot Z terug te kijken. Een beetje zoals een absoluut geheugen: je kunt teruggaan naar een willekeurige periode uit je leven en precies voor je zien hoe het gezicht van je moeder er toen uitzag of welke schoenen je toen droeg. Maar een absoluut geheugen is niet zaligmakend. Is je leven op film dat dan wel?

„Een belangrijk thema in je leven is dat je wilt weten wie je bent”, antwoordt Breeuwsma. „Daarin gaat veel denkenergie zitten. De harde schijven van die oude man zijn eigenlijk het gematerialiseerde antwoord op die vraag. Oude mensen kunnen veel voldoening halen uit het bekijken van beelden over hun leven. Daarom gaan ze in verpleeghuizen ook graag op zoek naar oude foto’s.”

Een bezwaar is wel dat de film over je leven een geconstrueerde kant laat zien. En dat je heel selectief gefilmd hebt. De miskraam en het ontslag zal je later niet terugzien, maar vooral vakanties, mijlpalen en zonnige dagen. Of dat echt een bezwaar is, hangt van jezelf af: wil je later objectief kunnen terugkijken of vooral de leuke dingen terugzien? Ook het perspectief is soms anders: in herinneringen kijk je ‘van binnen naar buiten’, terwijl je in filmpjes ook vaak zelf het onderwerp bent en dus ‘van buitenaf’ naar jezelf kijkt. In die zin vertonen de filmpjes, net als je geheugen, een afwijking.

Een voordeel van filmpjes boven het geheugen – naast het feit dat ze veel preciezer zijn – is, dat ze niet zomaar in je hoofd opborrelen, maar dat je ervoor kunt kiezen om ze te bekijken. En dat je heel gericht op zoek kunt gaan naar een bepaald fragment uit een bepaalde periode. Of, zoals Breeuwsma zegt: „Mensen worden de archivaris van hun eigen leven.”

woensdag 25 november 2009

Ook volwassen vrouwen willen een verrassingsei.

Soms bellen studenten hem ’s nachts dronken op. Dan zeggen ze dat ze een leuk ringetje in de automaat zagen zitten, maar dat er een stuiterbal uitkwam. Of ze dat ringetje dan bij hem kunnen bestellen.



“Gelukkig heb ik een voicemail,” zegt Wim Goossens, exploiteur van kauwgomballenautomaten. “Soms bel ik ze voor de gein ‘s ochtends om half negen terug. Ze zijn altijd verbaasd dat er iemand terugbelt en meestal gebruiken ze als smoes dat een vriend met hun telefoon heeft gebeld.”

Goossens heeft automaten door heel Nederland, maar vooral in het noorden van het land. En hoewel er anderen met kauwgomballenautomaten op de markt zijn, is hij nagenoeg de enige met kastjes die permanent buiten aan de muur zijn bevestigd – muren van cafés, winkels en cafetaria. Het zijn dubbele kastjes, met aan de ene kant kauwgomballen en aan de andere kant verrassingseieren.

Hij heeft in totaal zo’n 600 kasten en hij kan hiervan leven – het is een stabiele markt. Sommige gemeentes maken het hem echter moeilijk door ineens precariobelasting te gaan heffen – belasting voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven de gemeentegrond, zoals een fietsenrek, een reclamebord of dus een kauwgomballenautomaat. Voor Goossens komt dat neer op zo’n 60 euro per automaat per jaar. “De winkeliers krijgen daar dan een brief over,” zegt hij, “maar die spelen dat natuurlijk door aan mij, want het zijn mijn automaten.”

Goossens maakt zich hier boos over. “De gemeente doet er niks voor terug, je mag alleen betalen. In zo’n geval stop ik er in die gemeente meteen mee, want dat kan voor mij niet uit. Dan hebben zij niks en dan heb ik niks – dat is toch zonde? Ze maken het mij gewoon onmogelijk. Gelukkig is dat alleen zo in de Randstad. In de rest van het land doen ze niet zo moeilijk.” Zijn kastjes hangen nu vooral in het noorden van Nederland – Leeuwarden, Groningen, Veendam, Franeker, Assen. Dat daar ook minder gestolen en vernield wordt komt hem goed uit.

Eén van de bestverkopende automaten van Groningen hangt aan de muur van eetcafé Lambik. Eigenaar Eddy Weening: “Goossens komt hier ongeveer eens per maand om de kastjes bij te vullen. Vaak zijn ze dan al bijna leeg. Met mooi weer drinken en eten mensen met jonge kinderen hier vaak op het terras en als die kinderen zich gaan vervelen, vragen ze aan hun ouders of ze iets uit de automaat mogen. Aan het einde van een drukke zaterdag heb ik geen 20-cent-munt meer in de kassa zitten.”

Vijfentwintig jaar geleden begon Goossens te werken voor een bedrijf dat naast kauwgomballenautomaten ook speelautomaten verhuurde. Door een verandering in de wet ging het ineens heel goed met de speelautomaten en kocht Goossens het kauwgomballengedeelte. Hij doet het sindsdien helemaal alleen. “Vooral met de overgang van de gulden naar de euro had ik het heel druk. Ik heb alle kasten zelf omgebouwd – dat was heel veel werk.”

“Je kunt niet zomaar wat kauwgom in de kastjes doen,” gaat hij verder. “De kauwgom kwam altijd uit Ierland, maar de fabriek is onlangs verhuisd naar China. De kauwgom is speciaal gemaakt voor in automaten die buiten hangen. Het kan tegen hoge temperaturen in de zomer en lage temperaturen in de winter en tegen vocht. Dat moet ook wel, anders verkleurt de hele boel.” De stuiterballen en de verrassingseieren komen ook uit China en uit India. In de verrassingseieren zitten ringetjes, fluitjes en kleine dingen voor aan een kettinkje.

“Ik verbaas me er soms over wie er allemaal geld in de kastjes stoppen,” zegt Goossens. “Veel studenten dus, maar ook volwassen vrouwen, van dertig of veertig jaar, die er zo een paar euro instoppen omdat ze een leuk kettinkje zien – het is ongelofelijk.” Weening: “Dergelijke automaten bestaan natuurlijk al tientallen jaren. Misschien dat volwassenen er ook uit nostalgie af en toe wat geld ingooien.”
Desalniettemin moet Goossens het voornamelijk van kinderen hebben en dan vooral in de zomer. “Laatst kreeg ik een telefoontje van een meisje dat een halve stuiterbal had gekregen. Of ze de andere helft ook mocht hebben. Dan noteer ik de naam en het adres en als ik in de buurt ben voor het bijvullen van de automaten, dan stop ik daar wat in de brievenbus.” En ja, dat geldt ook voor studenten die hem ’s nachts bellen omdat ze hun stuiterbal voor een ringetje willen inruilen.

Goossens is nu 48 en is van plan dit tot zijn pensioen te blijven doen. “Het is meer dan alleen werk. Ik heb een goede band met de winkeliers en het contact met hen is ontzettend leuk. Het zal nog moeilijk voor me worden om er afstand van te doen.”

woensdag 4 februari 2009

ALLEEN KLIKKEN OP POPCORN.

In: nrc next


Op papertoilet.com hangt een toiletrol – een witte toiletrol met een zwarte achtergrond. Met je muis kun je het toiletpapier afrollen en weer oprollen. Erg grappig. Maar als je het een paar keer gedaan hebt, ga je je afvragen wat je eigenlijk aan het doen bent.

Het is geen spelletje, want er verschijnen nergens punten in beeld. Het zou kunst kunnen zijn, maar er staat geen naam of uitleg bij. Er staat helemaal níks bij: geen info, geen links, geen banners, geen emailadres – niks. Het is ook geen onderdeel van een groter geheel, want de domeinnaam staat op zichzelf. Het is die toiletrol en meer valt er niet te doen.

Papertoilet.com is niet de enige in zijn soort. Hoewel de meeste websites vol met informatie staan, kom je af en toe terecht op zo’n mysterieuze site waar je maar één ding kunt doen en soms zelfs dat niet eens. Op isittuesday.com staat met ‘yes’ of ‘no’ aangegeven of het al dan niet dinsdag is, sometimesredsometimesblue.com is soms rood en soms blauw en op jellotime.com staat een grote drilpudding die je kunt laten trillen door de cursor te bewegen – meer kun je ook daar niet doen.

De pagina’s staan op domeinnamen waarvoor de eigenaren geld moeten betalen. Dat hoeft niet veel te zijn, maar toch in ieder geval zo’n tien euro per jaar. Maar als het nergens reclame voor is en als de makers hun naam er niet duidelijk aan verbinden, wat heeft het dan voor nut om zo’n website te maken en geld te betalen om de site online te houden?

In de broncode van dergelijke websites staat soms een aanwijzing over de maker. Zo blijkt de Nederlander Rafaël Rozendaal (28) verantwoordelijk te zijn voor zowel papertoilet.com als jellotime.com en zelfs nog een dertigtal andere single serving sites, zoals dit soort websites genoemd wordt.

Rozendaal beschouwt zijn websites als een vorm van kunst. ‘Ik hou van extreem nutteloze kunst,’ zegt hij. ‘Kunst heeft vaak toch een doel: een schilderij vult de lege plek boven de bank en een sculptuur in een park maakt dat park mooier. Mijn websites zijn écht nutteloos.’

De flash-animaties die Rozendaal maakt zouden weinig waarde hebben als ze zomaar ergens op internet zouden staan. Doordat ze op een afgebakende domeinnaam staan worden het op zichzelf staande kunstwerken die helemaal ‘af’ zijn. ‘De beleving van het werk is op deze manier geconcentreerder,’ zegt hij. ‘Op sites als YouTube kun je eindeloos van de ene pagina naar de volgende surfen. Single serving sites zijn eindpunten, vanwaar je niet verder kunt klikken.’

Rozendaal is lid van neen.org, een organisatie van digitale kunstenaars die samen 122 single serving sites op hun naam hebben staan. Ze betalen voor domeinnamen zoals een schilder voor zijn doek betaalt. De websites van de leden van deze organisatie zijn namelijk te koop. Al hun sites zijn verkoopbare objecten, waar je eigenaar van kunt worden. ‘Je kunt het natuurlijk niet boven je bank hangen,’ zegt hij, ‘maar het is een vorm van bezit – zoals een sculptuur in het park tot iemand’s collectie kan behoren, zo kun je ook een website aan je kunstcollectie toevoegen.’ De nieuwe eigenaar krijgt dan een DVD met backup van de flash-animatie en een certificaat van echtheid. De kunstwerken van Rozendaal kosten tussen de vier- en achtduizend euro.

Dat de kunstwerken van neen.org te koop zijn, wil niet zeggen dat alle single serving sites als verkoopbare kunstobjecten moeten worden gezien – waarschijnlijk niet. De makers blijven vaak verborgen, dus algemene uitspraken hierover zijn moeilijk te doen.

Mark Deuze, hoogleraar op mediagebied aan de universiteit van Leiden, vindt webpagina’s als verkoopbare kunstobjecten een interessante ontwikkeling. ‘Men zegt vaak dat de porno-industrie trendsetter is bij het op een nieuwe manier gebruiken van mediatechnologie, maar in feite moet je kijken naar de kunstwereld,’ zegt hij. Deuze ziet ook een parallel met viral marketing. ‘In plaats van het in een galerie te hangen, zet een digitale kunstenaar zijn werk op een afgebakend stukje internet en neemt een afwachtende houding aan. Hij hoopt dat het door iemand wordt opgepikt, dat het wordt doorverteld, dat er misschien een stukje over op een veelgelezen weblog verschijnt en dat er zo een domino-effect ontstaat.’

Deuze zegt dat de meeste websites van bedrijven en organisaties in de beginjaren van internet ook afgebakend waren. ‘Ze hadden wel links, maar die linkten alleen naar andere pagina’s bínnen de eigen website. Het is leuk dat dat nu terug te zien is in het werk van digitale kunstenaars.’

Naar aanleiding van de nutteloosheid van deze digitale kunst noemt Deuze een recent onderzoek naar twitter.com (waar je een ‘micro’weblog kunt bijhouden met zeer korte berichtjes). Het blijkt dat 9 procent van de twitteraars – een half miljoen mensen – niemand anders volgt en door niemand gevolgd wordt. ‘Hun twitterpagina is dus inhoud die zomaar in de lucht hangt en die er net zo goed níet had kunnen zijn,’ zegt Deuze.

Deze niet-bezochte twitterpagina’s zijn dus onbedoeld nutteloos omdat ze door niemand bezocht worden. De kunstwerken op single serving sites, zoals die van Rozendaal, zijn bédoeld nutteloos en worden wel veel bezocht. Alles bij elkaar trekken zijn sites dagelijks zo’n 20 tot 40 duizend bezoekers. Papertoilet.com en misternicehands.com zijn zijn meest bezochte creaties.

donderdag 11 december 2008

EEN STAPJE VERDER.

In: nrc next

Geborduurde en geknip-en-plakte kaarten zijn op hun retour. De mensen díe nog zelfgemaakte kerst- en nieuwjaarskaarten versturen, hebben zo langzamerhand wel ontdekt dat ze één van hun eigen digitale foto’s kunnen laten afdrukken met in sierlijke letters eronder: “Prettige kerst en een gelukkig nieuwjaar”. Een foto van het hele gezin, een besneeuwde achtertuin of de kat met een kerstmutsje op. Dat is leuk en persoonlijk, maar begint zijn originaliteit alweer te verliezen. Voor wie dit jaar een zelfgemaakte fotokaart wil versturen, maar deze keer net even een stapje verder wil gaan dan de besneeuwde achtertuin, staan hieronder een paar tips.

Schrijven met licht

Op alle spiegelreflexcamera’s en op veel compactcamera’s zit een functie waarmee je foto’s met een zeer lange sluitertijd kunt maken, soms tot wel 30 seconden. Ga eens na of je camera een functie heeft voor ‘manual’ instellingen (M), daar kun je de sluitertijd aanpassen. Als je tijdens die sluitertijd met een klein lichtje beweegt, komt het spoor van dat lichtje op de foto. Een rood of wit fietslichtje is hiervoor heel geschikt. Je kunt daarmee een tekening maken of een tekst schrijven. Om te voorkomen dat je hoofd tussen de camera en het lichtje komt, kun je het beste in spiegelbeeld schrijven met je gezicht naar de camera toe. Met een flits van een tweede toestel of van een losse flitser kun je ervoor zorgen dat je zelf scherp op de foto komt te staan. Het vergt enige oefening en waarschijnlijk gaat het niet in één keer goed. Maar de aanhouder heeft een originele kerst/nieuwjaarskaart.

Een 3D-foto

Een 3D-foto is samengesteld uit twee verschillende foto’s die elk onder een iets andere hoek zijn genomen. Met een 3D-brilletje kun je diepte in de foto zien. Het is niet heel moeilijk om zelf een 3D-kerst/nieuwjaarskaart maken. Je maakt een opstelling van een paar voorwerpen die met kerst, nieuwjaar en jezelf te maken hebben en je maakt er een foto van. Daarna verschuif je de camera een klein beetje naar rechts en maak je een tweede foto, waarbij je ervoor moet zorgen dat het middelste voorwerp precies in het midden blijft. Deze twee foto’s representeren wat je linker- en rechteroog afzonderlijk zien. Op de 3D-pagina van randysimons.com kun je de twee foto’s uploaden, waarna een programma ze omzet naar één 3D-foto met groene en rode tinten. De ontvangers van jouw 3D-kaart hebben natuurlijk wel een speciaal brilletje nodig om de diepte te kunnen zien. Dit kun je oplossen door in de hobbywinkel een rode en een groene overheadsheet te kopen en van elk een klein stukje mee te sturen, waar ze jouw kaart doorheen kunnen bekijken.

Een fotomozaïek


Een fotomozaïek is een afbeelding die is opgebouwd uit allemaal kleine fotootjes. Een computerprogramma verdeelt de grote afbeelding in kleine stukjes en bekijkt per stukje welke kleur daar dominant is. Bij elk stukje wordt een foto gezocht die voornamelijk diezelfde kleur heeft. Zo wordt de oorspronkelijke foto helemaal gevuld met kleine fotootjes. Je hebt er een mapje met ontzettend veel foto’s voor nodig – hoe meer hoe beter, bijvoorbeeld al je foto’s van 2008. En natuurlijk één foto die je wilt omzetten naar een mozaïek. Er zijn verschillende programma’s die het rekenwerk voor je kunnen doen. AndreaMosaic is gratis en gebruikersvriendelijk: www.andreaplanet.com/andreamosaic. Je kunt er veel dingen aan instellen, zoals het aantal foto’s in de mozaïek en of de fotootjes wel of niet gespiegeld mogen worden. Met deze instellingen kun je wat experimenteren om tot het beste resultaat te komen.

Persoonlijke e-cards

Veel mensen kiezen de laatste jaren voor het versturen van een e-card als kerst- of nieuwjaarsgroet. Dat is zo gepiept en het bespaart verzendkosten. De geanimeerde e-card van een paar dansende elfjes, waar je je eigen gezicht op kunt plakken (elfyourself.com) was de afgelopen twee jaren populair. De bedenkers hiervan, JibJab Sendables (sendables.jibjab.com/ecards), hebben nog veel meer animaties op hun website staan, waarin je zelf de hoofdrol kunt spelen: elfjes die een sneeuwbalgevecht houden of mensen die achtervolgd worden door een grote sneeuwpop. Maar JibJab is niet de enige met dergelijke animaties: ook bij FunPunch (funpunch.com/christmas-all) kun je geanimeerde ecards persoonlijker maken door een foto van je eigen gezicht te uploaden. Je moet je bij beide websites registreren voordat je een kaart kunt versturen.

donderdag 20 november 2008

NU JIJ, UIT DE LOSSE HAND

In: nrc next

In 1508 zocht Paus Julius II een kunstenaar die het plafond van de Sixtijnse kapel mocht beschilderen. Het verhaal gaat dat toen hij Michelangelo vroeg om een bewijs van zijn talent, deze een perfecte cirkel uit de losse hand tekende.

Vijf eeuwen later, op een middelbare school in Canada, vertelt wiskundeleraar Alex Overwijk tijdens een les dat hij wereldkampioen cirkels tekenen uit de losse hand is en dat hij perfecte cirkels kan tekenen. De leerlingen reageren een beetje lacherig. Neemt hij hen nou in de maling? Eerst zien, dan geloven. Overwijk veegt het bord schoon, concentreert zich even en tekent dan in één vloeiende beweging binnen twee seconden een perfect ronde cirkel van ongeveer een meter doorsnee.



Eén van de leerlingen heeft alles gefilmd en plaatst het filmpje op internet. Daar is het inmiddels 4,5 miljoen keer bekeken en heeft het tientallen reactiefilmpjes uitgelokt, waaronder een aantal persiflages en veel mensen die ook een poging wagen – soms verdienstelijk, meestal ronduit slecht. De nu 43-jarige Overwijk was verrast door de populariteit van het filmpje. “Ik denk dat veel mensen geïntrigeerd zijn door de schijnbare eenvoud van de taak. En een cirkel is natuurlijk een bijzondere vorm, die veel mensen aanspreekt.”

De sympathieke leraar vertelt: “Twaalf jaar geleden gaf ik een les over cirkels en in plaats van de passer erbij te pakken tekende ik een cirkel uit de losse hand. Mijn leerlingen zeiden dat de cirkel behoorlijk goed gelukt was en daarom begon ik cirkels steeds vaker uit de losse hand te tekenen. Uiteindelijk ben ik helemaal gestopt met het gebruiken van een passer.”

Vreemd genoeg valt er, behalve op YouTube, niets over het World Freehand Circle Drawing Championship te vinden. Bestaat er eigenlijk wel een dergelijk kampioenschap of zijn er 4,5 miljoen mensen door het filmpje op het verkeerde been gezet?

“Na die eerste cirkel in 1996 zei ik voor de grap tegen de leerlingen dat ik wereldkampioen cirkels tekenen was en zo is het verhaal ontstaan. Later begon ik er steeds meer dingen bij te verzinnen: dat het jaarlijks in Las Vegas wordt gehouden en dat winnaars elk jaar automatisch weer worden uitgenodigd.”

Toen het filmpje bekendheid begon te krijgen, besloot Overwijk in 2007 voor het eerst zelf een daadwerkelijk kampioenschap te organiseren. Mensen konden zich voor vijf dollar intekenen voor deze wedstrijd, die werd gehouden in een lokaal café. De opbrengst ging naar de Canadian Cancer Society, omdat de van oorsprong Nederlandse moeder van Overwijk aan nierkanker lijdt.

De regels van een kampioenschap cirkeltekenen zijn simpel: er strijden steeds twee deelnemers tegen elkaar, waarna vijf onafhankelijke juryleden bepalen welke van de twee deelnemers de mooiste cirkel heeft getekend en dus doorgaat naar de volgende ronde. Het krijtje mag niet loskomen van het bord en er mogen uiteraard geen hulpmiddelen worden gebruikt.

Overwijk deed zelf ook mee aan dit allereerste wereldkampioenschap Freehand Circle Drawing in de geschiedenis en nam het op tegen twintig andere deelnemers. De internetberoemdheid versloeg alle anderen en werd zo alsnog ‘wereldkampioen’ - iets wat hij al die tijd al beweerde te zijn.

Over een paar maanden zal er een tweede wereldkampioenschap plaatsvinden, ditmaal iets officiëler van aard, maar wederom georganiseerd door Overwijk. In mei 2009 wordt er namelijk in Ottawa een conferentie voor wiskundeleraren gehouden en als onderdeel daarvan zal er een wedstrijd cirkeltekenen zijn. De wedstrijd is niet alleen bedoeld voor wiskundeleraren, maar is voor iedereen toegankelijk. Overwijk verwacht, mede door de populariteit van het filmpje, een groter deelnemersveld dan het eerste kampioenschap, met waarschijnlijk betere tegenstanders. “Maar ik zal er alles aan doen om mijn titel te behouden,” aldus de huidige wereldkampioen.

Er zijn veel manieren om een cirkel te tekenen, maar de beste techniek om je cirkels ook echt mooi rond te krijgen is volgens wereldkampioen Alex Overwijk met een gestrekte arm. Je gebruikt je lichaam dan als passer: je schouder blijft op dezelfde plaats en je draait de gestrekte arm eenmaal in het rond. Je kunt evenwijdig aan het bord gaan staan of er juist dwars op. Overwijk staat in het filmpje dwars op het bord en begint onderaan met zijn cirkel. De snelheid waarmee je de cirkel tekent maakt dan niet uit, maar je moet er wel voor zorgen dat het eindpunt aansluit op het beginpunt, want anders weet je zeker dat de cirkel niet perfect rond is.