vrijdag 17 december 2010

De archivaris van je eigen leven.
In: nrc next

Mijn ouders hadden een 8 millimeter-camera, waarmee ze ons af en toe filmden. Toen ik klein was hadden wij thuis eens in de zoveel maanden een Gezellig Avondje. Een glas cassis in de hand, een bakje chips op schoot en dan keken we naar dia’s en filmpjes van toen ik nóg kleiner was. Op zo’n Gezellig Avondje kwamen steeds dezelfde filmpjes voorbij, maar dat was niet erg. Mijn broer die mij van de skelter afduwt, mijn zusje die met haar kromme beentjes het kippenhok binnenstapt en de eerste meters op de rode step die ik voor mijn derde verjaardag kreeg. Het aantal filmpjes was op een paar handen te tellen en elk filmpje was een klassieker.



Ik ben nog steeds heel blij met dit filmmateriaal over mezelf, want lang niet elke leeftijdsgenoot heeft dat van zijn eigen jeugd. Nu groeit er voor het eerst een generatie op waarvoor het heel gewoon is dat die steeds gefilmd werd. Gefilmd tijdens de geboorte, het eerste lachje, het eerste poepje op de pot, het eerste stapje. En alles daar tussenin. Ik doe het zelf ook: ik film mijn zoon per máánd net zoveel als ik zelf in mijn hele jeugd gefilmd ben.

Mijn zoon is twee en heeft precies in de gaten wat ik doe. „Kijken?” zegt hij altijd, als ik hem gefilmd heb. En dan kijken we samen naar zijn laatste frats op het display van de camera, of even later op de laptop. Hij hoeft niet te wachten op het eerstvolgende Gezellig Avondje. Is dat niet schadelijk voor zijn ontwikkeling? Wordt zijn zelfbeeld niet te vroeg en te veel beïnvloed doordat hij zichzelf zo vaak en zo snel terugziet? Creëer ik op die manier niet een kind dat zich overmatig bewust wordt van zijn eigen gedrag, een kind dat voortdurend nadenkt over hoe het overkomt op anderen? Hij wordt als het ware een buitenstaander van zijn eigen ontwikkeling.

Gerrit Breeuwsma (51) is ontwikkelingspsycholoog aan de Rijksuniversiteit Groningen en schrijver van het boek Het vreemde kind. De kindertijd als sleutel tot onszelf. „Maak je geen zorgen”, zegt hij. „Er is niets mis met het filmen en laten terugzien van allerlei gedrag aan je kind, ook niet als dat heel vaak gebeurt. Zolang het op een positieve en luchtige manier gedaan wordt, is het ook voor de meeste kinderen alleen maar leuk. Het zou kwalijk kunnen worden wanneer je samen met je kind filmpjes analytisch gaat doornemen: zie je dit gedrag? Maar er zullen weinig ouders zijn die de filmpjes hiervoor gebruiken.”

Breeuwsma zegt dat het je afvragen hoe je overkomt in sociale situaties niet aangeleerd is, maar ingebakken zit in de mens. Het bekijken van veel filmpjes over jezelf zal dat misschien versterken. Maar juist mensen die niet naar zichzelf kijken, die altijd lak hebben aan wat anderen van hen vinden, ontwikkelen zich als onmogelijke persoonlijkheden.

Dat kinderen regelmatig beeldmateriaal van zichzelf terugzien, zegt Breeuwsma, is juist aan te moedigen. „We leven in een tijd waarin het niet meer voldoende is om ergens goed in te zijn, maar waarin je ook over veel zelfkennis moet beschikken. Wanneer je er tijdens een sollicitatie niet in slaagt te laten zien dat je een realistisch zelfbeeld hebt, verklein je je kansen op de baan – hoe goed je die ook aan zou kunnen. De laatste decennia werden mensen steeds meer op zichzelf gericht en tegelijk ontstond ook de techniek die het mogelijk maakte om jezelf beter te kennen. Die ontwikkelingen lopen mooi parallel aan elkaar.”

De eerste jaren in het leven van een kind zijn fascinerend om mee te maken als ouder, omdat er zoveel verandert in korte tijd. Door dat allemaal te fotograferen en te filmen denk je je kind beter te leren kennen. „Maar”, zegt Breeuwsma, zelf vader van twee jongens van tien en acht, „door samen met je kind terug te kijken naar filmmateriaal van een tijd geleden, wordt je kind juist alleen maar raadselachtiger.” Hij noemt als voorbeeld het feit dat kinderen zichzelf soms niet herkennen en dingen in de derde persoon over zichzelf zeggen: ‘Wat ziet hij er grappig uit.’ Of dat ze zich juist dingen herinneren die je niet voor mogelijk had gehouden – bijvoorbeeld details die zich vlak voor of na het filmfragment hebben afgespeeld. „We weten nog lang niet alles over het geheugen van kinderen.”

Wat we wél weten is dat kinderen zich later nagenoeg niets meer herinneren van hun eerste vier levensjaren. Dat gegeven is voor mij een belangrijke drijfveer om zoveel mogelijk te filmen. Voor mijn zoon, voor later, voor als zijn geheugen tekortschiet en hij toch wil weten hoe zijn fratsen eruit zagen toen hij twee jaar oud was.

Ik ben alvast begonnen met de documentatie van zijn leven en wanneer hij er oud genoeg voor is, zal hij het waarschijnlijk van me overnemen – filmen wordt steeds gewoner. Dan filmt hij zelf zijn vrienden op de middelbare school, zijn studentenleven en, net als ik nu, de belevenissen van zijn gezin. Hij zal als een oude man in het bejaardenhuis zitten en terabytes aan harde schijven zullen het hem mogelijk maken zijn hele leven van A tot Z terug te kijken. Een beetje zoals een absoluut geheugen: je kunt teruggaan naar een willekeurige periode uit je leven en precies voor je zien hoe het gezicht van je moeder er toen uitzag of welke schoenen je toen droeg. Maar een absoluut geheugen is niet zaligmakend. Is je leven op film dat dan wel?

„Een belangrijk thema in je leven is dat je wilt weten wie je bent”, antwoordt Breeuwsma. „Daarin gaat veel denkenergie zitten. De harde schijven van die oude man zijn eigenlijk het gematerialiseerde antwoord op die vraag. Oude mensen kunnen veel voldoening halen uit het bekijken van beelden over hun leven. Daarom gaan ze in verpleeghuizen ook graag op zoek naar oude foto’s.”

Een bezwaar is wel dat de film over je leven een geconstrueerde kant laat zien. En dat je heel selectief gefilmd hebt. De miskraam en het ontslag zal je later niet terugzien, maar vooral vakanties, mijlpalen en zonnige dagen. Of dat echt een bezwaar is, hangt van jezelf af: wil je later objectief kunnen terugkijken of vooral de leuke dingen terugzien? Ook het perspectief is soms anders: in herinneringen kijk je ‘van binnen naar buiten’, terwijl je in filmpjes ook vaak zelf het onderwerp bent en dus ‘van buitenaf’ naar jezelf kijkt. In die zin vertonen de filmpjes, net als je geheugen, een afwijking.

Een voordeel van filmpjes boven het geheugen – naast het feit dat ze veel preciezer zijn – is, dat ze niet zomaar in je hoofd opborrelen, maar dat je ervoor kunt kiezen om ze te bekijken. En dat je heel gericht op zoek kunt gaan naar een bepaald fragment uit een bepaalde periode. Of, zoals Breeuwsma zegt: „Mensen worden de archivaris van hun eigen leven.”

2 opmerkingen:

  1. http://www.hisgis.nl/hisgis/gewesten/groningen/groningen

    BeantwoordenVerwijderen
  2. He, de verkeerde url! Ik bedoelde deze:
    http://www.uk.rug.nl/archief/jaargang34/05/09b.php

    BeantwoordenVerwijderen